Uit het tijdschrift de Waag van de Vereniging Historisch Sneek:
In de elleboogbocht van de Kleine Kerkstraat pronkt het administratiegebouw van het OBW (Old Burger Weeshuis) als een van de fraaiste wereldlijke, neogotische gebouwen van Nederland. Het staat daar niet toevallig. Het staat namelijk op grond die al vanaf 1581 in bezit is van het OBW.
De geschiedenis van het administratiegebouw is nauw verbonden met een gasthuis aan de Kruizebroederstraat, daar waar nu het gebouw Cruycebroedershof staat. Bij het gasthuis hoorde een kapel die grotendeels stond op de plek van het administratiegebouw aan de Kleine Kerkstraat.
De kapel moet er in het jaar 1393 al gestaan hebben. In dat jaar keert de Sneker hoofdeling (ridder) Rienck Bockema terug van een kruistocht naar Litouwen. Hij heeft daar een Mariabeeld buitgemaakt en het is bekend dat hij het bij zijn terugkomst in de stad laat plaatsen in de kapel van het Sint Antoniusgasthuis in Sneek.
Wanneer het gasthuis in 1464 wordt verplaatst van de Kruizebroederstraat naar de Oude Koemarkt, worden de gebouwen, inclusief de kapel, overgedragen aan de Kruisheren, oftewel de Kruizebroeders. Zij nemen het gebouw aan de Kruizebroederstraat dan in gebruik als klooster.

1581: Ontstaan Old Burger Weeshuis
Het jaar 1580 is een veelbewogen jaar voor Friesland. Het is de tijd van de Tachtigjarige Oorlog, die tegenwoordig de Nederlandse Opstand wordt genoemd. In dat jaar vindt de Reformatie plaats en verandert de officiële godsdienst in Friesland van rooms-katholiek in protestants. Het gevolg is dat alle kloosters in de provincie worden opgeheven.
De Sneker kloosters met hun landbezit komen in bezit van de stad Sneek. De kloostergebouwen buiten de stad worden gesloopt, maar het Kruizebroederklooster, dat ín de stad staat, blijft intact. De straat waar het aan heeft gestaan, dankt er zijn naam aan. Eerst werd die Achter de Kruizebroeders genoemd, later werd het Kruizebroederstraat.
In 1581 bestemt het stadsbestuur van Sneek dit kloostercomplex tot weeshuis en brengt er 12 wezen onder. Tegelijk wordt het Old Burger Weeshuis in het leven geroepen. De kloosterbezittingen in en buiten de stad worden overgedragen aan het OBW, en dat krijgt als taak van de opbrengst de verzorging van de wezen te bekostigen.
Weeshuis aan Kruizebroederstraat
Het weeshuis is eeuwenlang gevestigd geweest in de oude kloostergebouwen, maar halverwege de 19de eeuw voldeed het gebouw niet meer aan de eisen. Besloten werd het af te breken en een nieuw weeshuis te laten bouwen.
Het aantal wezen dat er in ondergebracht moet kunnen worden is dan gegroeid naar maar liefst honderd! De Amsterdamse architect Israël Warnsinck krijgt van het OBW opdracht het nieuwe weeshuis te ontwerpen.
In 1855 wordt zijn ontwerp uitgevoerd onder leiding van zijn opzichter Albert Breunissen Troost. Troost trouwt met een Sneker meisje, blijft in Sneek wonen, wordt er directeur van de nieuwe gasfabriek én architect. Hij ontwierp verschillende prachtige beeldbepalende panden in onze stad en in de wijde omgeving.
Het nieuwe weeshuisgebouw deed dienst tot 1915. Het werd te groot en voldeed niet meer aan de toen geldende eisen. Aan Kruizebroederstraat 2 – bij veel Snekers nog bekend als politiebureau – werd een nieuw en kleiner weeshuis gebouwd naar ontwerp van de architect Geert Stapenséa.
De weeshuisvoogden verhuurden het oude weeshuisgebouw aan de gemeente, die het later kocht en gebruikte als armhuis, later pensiontehuis. Sinds 1991 staan er winkels en woningen op deze plek.

Kapel wordt kerk wordt gevangenis
De kapel aan de Kleine Kerkstraat wordt bij de Reformatie van 1580 ingericht als protestantse kerk. Deze “Kleine Kerk” is dan de tegenhanger van de “Grote” of Martinikerk aan het Oud Kerkhof en de Grote Kerkstraat.
Deze situatie duurt tot het jaar 1811. Dan komt er een eind aan het gebruik van de voormalige kapel als protestants kerkgebouw. Dit is een gevolg van de inlijving van de Nederlanden in het Franse Keizerrijk. Nederland werd toen op alle fronten gelijkgeschakeld met Frankrijk, met als gevolg dat er verscheidene hervormingen werden doorgevoerd.
Een van die gevolgen was dat Sneek een gebouw speciaal moest inrichten als Maison d’Arrest (gevangenis). Hiervoor werd de Kleine Kerk uitgekozen. Hoewel in 1813 de Nederlandse onafhankelijkheid terugkeerde, bleef de kerk tot het jaar 1841 in gebruik als gevangenis.
In dat jaar wordt een paar meter verderop in de Kleine Kerkstraat een nieuwe gevangenis in gebruik genomen. Daarmee verliest het danig in verval geraakte gebouw zijn laatste functie. In 1845 wordt het gesloopt. Het terrein waarop het stond blijft braak liggen, totdat de voogden van het OBW opdracht geven hier hun administratiegebouw te laten verrijzen.

Nicolaas Molenaar als ontwerper
De ontwerper van het administratiegebouw was de architect Nicolaas Molenaar (1850-1930). Molenaar woonde in ’s-Gravenhage, maar was in Sneek geen onbekende. Hij werd er namelijk geboren, in het gezin van Pieter Molenaar en Johanna Catharina van der Steele.
Veel leden van de familie Molenaar waren architect, timmerman of aannemer. Grootvader Nolke was timmerman, oom Meinse was architect en stadsarchitect van Sneek, en ook oom Rommert en vader Pieter oefenden het bouwvak uit. Nicolaas kreeg zijn eerste tekenonderwijs vast van zijn vader. Later kreeg hij ook nog les van Albert Breunissen Troost.
Invloed van Pierre Cuypers
In 1869 was de toen 19-jarige Nicolaas Molenaar opzichter bij de bouw van de R.K. Sint Martinuskerk aan de Singel in Sneek. Hij kwam daardoor in contact met de ontwerper van de kerk, de vermaarde architect Pierre J. H. Cuypers, de architect van het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam.
Molenaar werd een van Cuypers beste leerlingen en van 1870-1878 was hij zijn medewerker. Al lerend van de grote meester Cuypers was hij voor hem opzichter bij de bouw van verschillende neogotische kerkgebouwen in Nederland.

In de ban van de neogotiek
Dat hij op jonge leeftijd in Sneek de rol van opzichter grotendeels op zich kon nemen had Molenaar te danken aan Cornelis Peters. Peters was óók een leerling van Albert Breunissen Troost geweest en was de eigenlijke opzichter bij de bouw van de kerk. Peters liet het toezicht bij de bouw al snel over aan de jonge Nicolaas.
Net als Troost was architect Peters tevens directeur van een gasfabriek, maar dan in Bolsward. Hij liep(!) twee keer in de week naar Sneek om met Nicolaas de voortgang te bespreken en liet de zaak dan weer over aan zijn leerling.
Evenals Cuypers had Peters een voorliefde voor de neo-gotische bouwstijl. Door hen raakte Nicolaas Molenaar al jong in de ban van deze stijl. Hij zou er zijn leven lang – hij werd tachtig jaar – aan blijven vasthouden en er door worden begeesterd. Bijzonder is daarom dat hij in het interieur van het administratiegebouw Jugendstilelementen toepaste.
Van 1878 tot 1887 was Nicolaas Molenaar bouwkundig ambtenaar van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarna vestigde hij zich als zelfstandig architect. Hij ontwierp belangwekkende gebouwen voor plaatsen in het gehele land, waaronder 30 kerken, ook in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Niet-kerkelijke gebouwen, zoals rooms-katholieke scholen behoorden eveneens tot zijn projecten. Het mooiste voorbeeld hiervan is het enorme complex van het St. Canisiuscollege van de Jezuïeten in Nijmegen.

De leeuw (rechts) die op een van de hoeken van het telefoongebouw staat, houdt een schild in z’n klauwen waarop het ‘elektrisch symbool’ is uitgehouwen, als teken van moderniteit en snelheid. Foto: Alice Booij.
Administratiegebouw én telefooncentrale
Het administratiegebouw kreeg twee functies, met allebei hun eigen ingang. Behalve dat het het officiële kantoor werd van het OBW, werd op de bovenverdieping onder andere de telefooncentrale voor de pas opgerichte Coöperatieve Telefoonvereniging ondergebracht. De OBW-vertrekken zijn bereikbaar via de ingang tegenover de kantoren van de gemeente, de ingang van het telefooncentrale zit aan de kant van de Gedempte Neltjeshaven.
Op het hoogste punt van het telefoongebouw staat een stenen adelaar die de snelheid van het moderne telefoonverkeer symboliseert. Boven de ingang is een erker met daar weer boven een balkon met een gemetselde balustrade. Op een van de hoeken houdt een gebeeldhouwde leeuw een schild in z’n klauwen, waarop het “electrisch symbool” is uitgehouwen als teken van moderniteit en snelheid.
Op een gevelsteen boven de ingang staat de tekst “Urbi et Orbi” oftewel “Voor stad en wereld”. Dit heeft betrekking op enerzijds de wezenzorg voor de stad Sneek en anderzijds de telefoonverbinding tussen Sneek en de wereld.

Urbi et Orbi
Sytse ten Hoeve vertelt in het Sneeker Nieuwsblad van 30 september 1990 een anekdote over de tekst “Urbi et Orbi” in de gevelsteen van het telefoongebouw.
De bestuurs- en kantoorruimten in het Administratiegebouw van het OBW waren, zo vonden de regenten, voor de stad en de telefooncentrale leverde de verbinding op tussen Sneek en de wereld. Daarom kwamen ze op het merkwaardige idee om in de gevel op een steen de naam van de pauselijke zegen “Urbi et Orbi” (voor stad en wereld) aan te brengen.
De vreemde woorden intrigeerden de Snekers en dagelijkse bezoekers van een barbier vroegen zich bij voortduring af wat de betekenis zou kunnen zijn. Tenslotte deelde één van hen mee dat hij zich voor zijn onkunde niet langer zou schamen en van plan was architect Nicolaas Molenaar, die tijdelijk in Sneek in de kost was bij fotograaf Obbema op het Grootzand, te vragen naar de betekenis.
Toen Molenaar de volgende morgen langs wandelde, aangeklampt werd en de vraag kreeg voorgelegd, antwoordde hij: “Jou mutte der ferder nog mar niet over prate, maar Urbi en Orbi dat binnen de beide meiskes die aansens de tillefoon annimme salle.”